maandag 2 november 2015

Café De Oude Wacht bestaat tien jaar - Bert en Eddie vieren dat groots

Inderdaad groots. Onder andere met het uitbrengen van een niet minder dan 90 pagina's tellend glossy tijdschrift - vol foto's, recepten, stamgasten, hoe is het met...?, geschiedenis, een puzzel, foto's, kassabonnetjes, reclame, nog meer foto's, columns (Arno van der Heijden wacht op de GADO), goede doelen (niet het vijandelijke), nog veel meer foto's, maar... natuurlijk ook verhalen. Waaronder ook een verhaal van mij: Lijn 3

De treffende illustratie is van Jan Piet de Ruiter. De foto beneden is van Kyra Pots.


Lijn 3

            'Mag ik u wat vragen?' vroeg Bert aan een zekere heer van leeftijd.

            De man stond bij de bushalte op het Gedempte Zuiderdiep met een tuiltje al enigszins verlepte trompetnarcissen in de hand. Het was - om precies te zijn - de bushalte voor het hotel en tegenover het café van bepaalde naam en faam. Precies zijn is soms onontbeerlijk in het leven.

             De man met het tuiltje bloemen in de hand dook iets verder weg in de opgeslagen kraag van zijn jas. Had hij Bert gehoord? Blijkbaar niet. 
            Het zal de ouderdom zijn, dacht Bert. Of wie weet: de wind. Het was de koudste lente sinds jaren.

Het was nu al tien jaar geleden dat Bert en Eddie het café van bepaalde naam en faam hadden geopend. Ongeveer een jaar geleden was deze oude heer verschenen, met dat tuiltje bloemen in de hand. Elke dag even voor enen posteerde hij zich bij de bushalte. Hij wachtte dan totdat lijn 3 kwam - tussen vier en zes over één - waarna hij wegliep richting Rademarkt. De bloemen deponeerde hij in een van de bij de bushalte geplaatste vuilnisbakken.
De man was een dermate vanzelfsprekende verschijning in het straatbeeld geworden, dat niemand er eigenlijk nog iets van vond. Van de zon, de maan en de sterren vindt tenslotte ook niemand iets. In elk geval niets in de zin dat je je daar eens goed tegenaan gaat bemoeien. Bij de wind is dat anders. Wanneer het tocht kun je de deur of het raam sluiten.
Zo ging dat jaar voorbij en elke dag stond die man – die met de dag een jaar ouder leek te worden – rond één uur met zijn tuiltje bloemen te wachten op lijn 3.
Totdat Bert en Eddie besloten hun tienjarig jubileum groots te vieren. Onder andere met de uitgave van een heuse cafébladuitgave, naam en faam van hun etablissement waardig. Het moest dus een mooi blad worden vol waardevolle wetenswaardigheden en aangrijpende, stichtelijke verhalen.
Die middag zaten ze voor het raam aan een kop soep. Eddie staarde het Diep op en zei plotseling: ‘Misschien zit daar wel een goed verhaal in. Voor ons blad.’
         Bert begreep hem meteen. ‘Ik ga dadelijk toch boodschappen doen. Dan kan ik het hem gewoon eens vragen.’
         ‘Dan bemoeien we er ons wel tegenaan!’ Eddie vond zijn idee een goed idee, maar misschien ook een beetje raar. Een beetje alsof je de wind gaat vragen waar hij woont, wanneer hij niet waait. ‘Maar doe het toch maar!’
         ‘Ja, wie weet,’ antwoordde Bert. Ze moesten een beetje giechelen en wisten niet precies waarom. Ze hielden wel van apart.
         Toen die dinsdagmiddag die oude man er weer aankwam met zijn tuiltje bloemen en zich bij de bushalte posteerde, trok Bert zijn jas aan, vergewiste zich nog snel of hij ook alles bij zich had voor straks bij de boodschappen en stapte de deur uit.

         ‘Waar wacht u op?’ herhaalde Bert zijn vraag. Wel wat harder nu. Want de wind was waarlijk niet thuis, maar op oorlogspad.
         ‘Uh?’
Het was alsof een vleermuis gewekt werd uit zijn winterslaap. Wat voor het beestje de dood tot gevolg kan hebben.
         ‘Uh? Ik heb een afspraakje, een rendez-vous, zoals we vroeger zeiden.’
         ‘Een date?’
Bert ging met zijn tijd mee.
‘Uh, ja, een afspraakje. Met een aardige, nette heer.’
Blijkbaar had er een lichte dosis scepsis doorgeklonken in Berts ‘date.’ Want de oude man vervolgde een beetje geprikkeld: ‘Of is dat soms raar dat de ene nette heer op de andere nette heer wacht? Bij de bushalte?’
‘En u kent die nette heer?’
De Havank in Bert werd wakker.
‘Maar natuurlijk ken ik die heer. Wat dacht u dan?’
De oude man rechtte zijn rug.
‘En u kent hem goed?’
‘Hoe goed? Heel goed!’
‘U hebt hem al vaak ontmoet?’
De oude man zweeg met een zweem van triestigheid in zijn ogen. Dat hij tegen een gevoel van teleurstelling vocht, stond met dikke hoofdletters over heel zijn gezicht geschreven. Maar die triestigheid verdween als sneeuw voor de zon toen een eindje verderop de 3 het Zuiderdiep opdraaide. De man begon te stralen, het was alsof de jaren van zijn schouders gleden, alsof hij een wonderbaarlijke verjongingskuur onderging.
Verdomme, als het niet waar is, zei Bert bij zichzelf. Hij ziet er ineens van mijn leeftijd uit. En niet minder knap ook.

De bus stopte en de man staarde reikhalzend naar de achterdeuren die zich openden. Alleen een jonge vrouw met een kinderwagen stapte uit. Bert ging haar ter hand, maar haastte zich daarna snel terug naar de man bij wie hij de jaren weer zag aangroeien als waren het de jaarringen van een boom. Maar dan in een duizenden malen versneld tempo.
         ‘Wilt u me niet vertellen, hoe u die andere heer ontmoet hebt?’
‘Op het internet’, fluisterde de man, alsof hij iets onzedigs zei. Beteuterd richtte hij zijn blik op de trompetnarcissen die ook al hun
kopjes lieten hangen.
         ‘Op het internet’, herhaalde Bert luchtig om die vermeende onzedelijkheid eraf te poetsen. ‘Via een contactsite neem ik aan!’
         De man knikte alleen maar.
         ‘En toen hebt u…’
         ‘We hadden zulk een fijn contact.’
         De man leek zijn eerdere schroom van zich af te werpen.
         ‘Eerst wat boodschappen heen en weer en toen skypen. Wat ik een ontzettend spannend avontuur vond. Al tijdens die eerste keer skypen raakten we in vuur en vlam. Maar… u ziet, wij zijn al een jaartje ouder. We weten: niets overhaasten, dan breekt het lijntje niet. Dus namen we ons voor een maand lang elke dag één uur met elkaar te skypen. Dan zouden we wel zien…
Maar, mijnheer, dat van dat vuur en die vlam werd met elke skypesessie alleen maar erger. Dat praten tegen een beeldschermpje was voor ons allebei een Tantaluskwelling. Dus besloten we onze afspraak te laten voor wat hij was en elkaar lijfelijk te ontmoeten. Wij spraken dit rendez-vous af: hij komt met de trein uit Assen en ik haal hem hier af bij deze bushalte. De tweede halte na het station. Met lijn 3. En dan zouden we samen een kop koffie drinken. Misschien met wat sterkers erbij. Hij komt met lijn 3.’
‘Maar… lijn 3 is al weg!’
‘Ja. Dat klopt. Maar wanneer ik dan thuis ben, denk ik telkens weer: hij is zo aardig. Misschien heeft hij zich in de datum vergist. Misschien denkt hij dat we op woensdag hebben afgesproken. Of wie weet: donderdag, vrijdag, zaterdag…’
‘… Zondag, maandag.’
Bert maakte de zin van oude man af. Want hij kende de dagen van de week al uit zijn hoofd.
‘Of misschien heeft hij zich zelfs in de maand vergist. Niet april, maar mei…’
Bert wilde niet de praalhans uithangen door de oude man erop te attenderen dat hij vorige week met de maanden van het jaar begonnen was uit het hoofd te leren. Dus pakte hij hem bij de arm en zei: ‘Kom! Wat u nodig hebt is een goede kop koffie. Wie weet met iets sterkers. U gaat met mij mee naar ons café hier aan de overkant en dan ga ik u vertellen hoe de vork in de steel zit.’

*

         ‘Het lijkt me onwaarschijnlijk’, zei Eddie toen de man aan de Drambuie nipte.
         ‘Eerlijk gezegd: erg onwaarschijnlijk. Ik wil u niet teleurstellen, maar denk er eens nuchter over na. Stel dat uw afspraak inderdaad gedacht heeft dat het rendez-vous niet op dinsdag plaatsvindt, maar op woensdag, donderdag of zelfs…’
Eddie keek vermanend opzij naar Bert. Sinds Bert de dagen van de week uit het hoofd kende…
         ‘En zeker wanneer hij zich vergist in de maand, dan is het toch onwaarschijnlijk dat hij elke dag de trein neemt en de bus in de veronderstelling dat u elke dag terugkomt naar de halte om op hem te wachten?’
         ‘Maar wat is daar toch zo onwaarschijnlijk aan?’
         Er klonk een snik door in de stem.
         ‘Dan is het nog waarschijnlijker dat uw afspraak wel de juiste dag in zijn hoofd had en de juiste maand, maar dat hij de foute lijn gehoord heeft. Lijn 6 bijvoorbeeld. En dan is de tweede halte niet die van het Zuiderdiep hier, maar die van het Zuiderdiep, een eindje verderop, bij Mulder, de feestneuzenwinkel.’
         ‘Meent u dat nu echt?’
         Het deed zowel Bert als Eddie zeer om te zien hoe ontmoedigd de oude man er nu bijzat. Maar wanneer je je eenmaal ergens tegen aan bemoeit.        ‘Ja,’ knikte Eddie. ‘Zal ik u nog een kopje koffie bij de borrel schenken? Dat doet goed. Zeker bij dit weer.’
Bert stond op, want die boodschappen moesten gedaan. Hij wenste de oude man sterkte en verdween de deur uit.
‘Waar u ook rekening mee moet houden’, herbegon Eddie toen Bert weg was en er een nieuwe koffie op tafel stond, ‘is dat uw afspraak misschien op het laatste moment niet meer durfde. Of – en dan, mijnheer…’
Eddie legde een hand op de arm van de oude man.  
‘…. Dan is uw afspraak helemaal niet de nette heer waar u hem voor houdt. Misschien heeft hij gewoon een loopje met u genomen, u in de maling genomen. Een gemene streek. Maar dit soort dingen gebeuren op het internet. Hoe dan ook, mijnheer, die andere heer, hij komt niet meer. U kunt hem beter vergeten en verder gaan met uw leven.’
‘Denkt u echt?’
‘Wis en waarachtig!’
‘Dan dank ik u,’ zei de oude man. Hij reikte Eddie de hand, stond op en verliet traag het café. De trompetnarcissen lagen onthand op tafel naast de koffie en Drambuie die niet meer waren aangeraakt.

Nog geen vijf minuten later kwam Bert hijgend het café weer in.
‘Waar is hij?’
‘Weg’, zei Eddie.
‘Hoe weg? Heb je hem laten gaan? Heb je zijn naam gevraagd? Weet je hoe hij heet, waar hij woont?’
‘Nee, maar…, wat is er?’
‘Nou, ik kom op bij Mulder en weet je wat ik daar zie? Of liever gezegd, wie ik daar zie?’
Eddie haalt zijn schouders en wenkbrauwen op.
‘Een man. Met een tuiltje trompetnarcissen in de hand.’
Eddie kijkt Bert aan met een wel heel dikke frons op zijn gezicht.
‘Dat is die man. Die heer waar onze man op wacht. Hij heeft niet de 3 genomen, maar de 6. Precies zoals jij zei. Het Mulder, Zuiderdiep, de tweede halte vanaf het station. Niet te geloven. Die man denkt ook dat zijn afspraak zich vergist moet hebben in de dagen van de week: woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zon…’
‘Dat kan niet waar zijn!’ valt Eddie Bert in de reden. Want voor je het weet…
‘En toch is het zo! Ik heb gezegd dat zijn afspraak hier in het café zit en ben meteen vooruit gerend. Nou krijgen we straks die andere man hier en dan is onze man weer weg!’
‘Geeft niet. Dan starten we gewoon een zoekactie. Die vinden we wel!’
Eddie zat nooit om een goed idee verlegen.
‘Ja, dat is een schitterende idee.’
Bert fleurde helemaal op bij het idee van een zoekactie. ‘Wie zich ergens mee bemoeit, moet tot het einde gaan. Bovendien: het is twee vliegen in één klap. We maken twee mensen gelukkig en hebben tegelijk een geweldig actie voor ons jubileum.’
Bert en Eddie zaten er helemaal klaar voor. Maar na een kwartier was van de andere oude heer met trompetnarcissen nog niets te bespeuren. Bert was al eens richting Mulder gewandeld, verder tot aan de Munnekeholm toe, maar nergens een heer te bekennen. Eddie verdween de keuken in. Er was nog veel te doen voor die dag. Toen ze elkaar een uurtje later op de trap naar de keuken tegenkwamen, moesten ze weer lachen. Het was jammer van die twee heren, maar een aangrijpend en stichtelijk verhaal voor hun blad, dat hadden ze nu wel. Nu kon hun jubileumfeest niet meer mislukken.




Geen opmerkingen: