Komende zaterdag, tussen de voorstellingen van Adres Onbekend, hebben we (Betsy Torenbos en ik) voor de herneming later dit jaar de eerste repetitie van Mensen die ik gekend heb bij ons (ROODPALEIS) op Zolder. Een weerzien met Alina Kiers en Ben Smit. En natuurlijk met Jan Fabricius. Bij het doorbladeren van oudere aantekeningen voor het stuk kwam ik een verslag tegen dat verhaalt van een voorstelling op locatie in een verpleeghuis in X. die ik samen met Betsy bezocht. De namen heb ik veranderd vanwege het persoonlijke karakter van het verhaalde.
Één van de spreeksters bij de voorstelling Met het badwater was Noortje Dies. Ze had de ondankbare taak in een slecht
opgezet locatieproject te dicht op de huid van het publiek (nog geen handvol mensen) te moeten spelen in
een rol en situatie die weinig geloofwaardig waren. Je zag te zeer hoe hard ze moest werken,
wat jammer was en wat mij wat ongemakkelijk maakte.
Ik was blij toen we op de
kamer van mevrouw Liefje kwamen en Noor moest spelen dat zij even niet goed werd. Ze liet mij alleen met mevrouw Liefje. Ik had toen nog een tiental minuten met deze aardige bewoonster van GOEDE ZORG, waarin ik haar naar haar
levensgeschiedenis kon vragen. Mevrouw Liefje was in GOEDE ZORG beland nadat haar man
een hersenbloeding had gekregen. Ze had met hem een paar jaren op een
echtparenkamer gewoond. Totdat hij vijf jaar geleden stierf en zij beslissen
moest of ze naar huis wilde – wat niet meer bestond – of blijven en verkassen
naar een kleinere ruimte met mooi uitzicht op het park. 'Mooi', zei ze, 'maar ook op het
zuidwesten. ’s Zomers is het hier niet uit te houden.' Ik keek omhoog en zag de aftandse markiezen die maar weinig soelaas boden.
Tijdens ons gesprek moest ik voortdurend aan
mamma denken toen zij van De Plataan in Heerlen verhuisd was naar het opvangkamertje in
Hoog Anstel.
‘Jong, dat tsummersje’,
verzuchtte ze en ze keek daar heel treurig bij. Ik weet zeker dat ze ’s avonds huilend in slaap
viel, terwijl het in haar moede hoofd maar door bleef nozelen: ‘Herrejutje,
koom miech hoale. Loss miech noar d’r Wiel en de mam joa.’
Toen ik weggehaald werd bij mevrouw Liefje zei ze: ‘Kom nog eens langs.’
Ik knikte en beloofde het.
Waarop ze zei:
‘Of doe toch maar niet. Het is hier niet leuk!’