woensdag 18 januari 2012

Leestafel

Un crime en Hollande (1931) van Georges Simenon is in zeker twee opzichten een opmerkelijk boek. Ten eerste: het verhaal over de wereldberoemde commissaris Jules Maigret speelt zich af in Delfzijl. Maar belangrijker is, Maigret is in dit verhaal een heel ander soort commissaris dan in latere verhalen. Hij is bruusk in zijn optreden en doet mij in de omgang met de mensen denken aan James Bigglesworth. In deel 17 van de beroemde Biggles-serie landt de onverschrokken Engelse piloot in de oerwouden van donker Afrika en roept: 'Ik ben vertegenwoordiger van het Verenigd Koninkrijk.' Pats - boem, alle pekbroeken liggen plat met hun neus op de grond. Maigret maakt zich op eenzelfde manier breed in Delfzijl. Iedereen heeft maar zijn pijp(en) te dansen.



De eerste twee hoofdstukken van het boek - ik ben nog niet verder gekomen - zitten vol met vooroordelen. Delfzijl is verbazingwekkend schoon en helemaal niet Hollands. 
          '...cette petite ville qui avait l'air d'un jouet planté pour rire au bord de la mer - dat kleine stadje dat op een speelgoed leek, daar neergelegd om eens te kunnen lachen aan de zee.' Dat ze die man in Delfzijl een standbeeld hebben gegeven?
          Ook andere noties moet Maigret bijstellen: die van een boerderij - blijkbaar kent hij alleen maar Franse strontboeren. Of van een koeienstal - even proper als het huis. 



George Simenon was een notoire rokkenjager. Hij had dezelfde ziekte als John F. Kennedy. Ook hem duurde een one night stand al gauw te lang. Hoe meer vluggertjes, des te beter. Alleen om zijn pijp te roken nam hij de tijd. In zijn latere romans heb ik nooit gelezen dat hij die trek op zijn Maigretpersonage heeft overgedragen. De man is koud aangekomen in Delfzijl of hij kan al niet uit onder de erotische aantrekkingskracht die de achttienjarige Beetje Liewens op hem uitoefent. Alleen al de zijden jurk die zij onder een rubberen voorschot draagt. Haar volle vormen krijgen in die jurk 'quelque chose d'extrement capiteux.' Maigret kent het meisje nauwelijks, maar bij het afscheid speelt hij al met de gedachte haar te zoenen. 
        De opmerkelijkste en eigenlijk vuile macho-opmerking van Maigret zit al meteen in hoofdstuk 2, La casquette du Baes - De pet van de baas. Maigret heeft het over Any van Elst (dat zal wel Annie moeten zijn). Hij vraagt of ze lelijk is. Na wat gemompel in het Nederlands krijgt hij in het Frans antwoord: 'pas jolie - niet mooi.'
        Maigret concludeert droog: 'Bon, donc elle est laide! OK, lelijk dus.'
        Een pagina verder komt Any het café in en Maigret vraagt of zij dat is. Inderdaad, een lelijk wijf met een te grote mond, scheve tanden, een platte boezem en grote voeten. Maar met de plompe zelfverzekerdheid van een 'suffragette!'

Verder valt in het begin op dat Simenons feitenkennis van het noorden en Delfzijl nogal krakkemikkig is. Hij heeft het over l'Amsterdiep - het Damsterdiep. Verder ligt er een eilandje vlak voor de kust van Delfzijl - Workum - waar alleen maar een vuurtoren op staat. Bestaat dat eiland wel - of heeft het bestaan? Simenon beweert dat het eiland bij hoog water vaak voor de helft in de zee verdwijnt. Wie het weet...

Maar ondanks - of misschien wel juist vanwege deze kanttekeningen lees ik Un crime en Hollande met veel plezier. 

Geen opmerkingen: